Interview - 07/2022

Vruchtgebruik en blote eigendom op de proef gesteld door de nieuwe eigendomswet: een paradigmaverschuiving?

Door Gaëtan Van Elder & Fanny Tsiplakis

Ons Burgerlijk Wetboek is ontstaan op 21 maart 1804 en het was meer dan twee eeuwen wachten op een grootschalig project om dit wetboek om te vormen. Boek 3 van het nieuwe Wetboek met de titel “Goederen” trad in werking op 1 september 2021. Het is onderverdeeld in 8 hoofdtitels: algemene bepalingen, indelingen van goederen, eigendomsrecht, mede-eigendom, burenrelaties, recht van vruchtgebruik, erfpachtrecht en opstalrecht.

In het kader van deze bijdrage belichten we de belangrijkste nieuwigheden en aandachtspunten die van invloed zijn op de aankoop van een onroerend goed in vruchtgebruik door een vennootschap en in blote eigendom door haar bestuurder – natuurlijke persoon, het bezit van deze rechten door hen, alsook de reflexen die op lange termijn moeten worden aangeleerd wanneer het vruchtgebruik uitdooft.

Vruchtgebruik en blote eigendom worden voornamelijk geregeld door de artikelen 3.138 en 3.166 van Titel 6 van Boek 3 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek.

In artikel 3.1 is het uitgangspunt opgenomen dat de bepalingen in de regel aanvullend zijn, behoudens die welke betrekking hebben op definities en indien de wet anders bepaalt. Het staat partijen dus vrij om in onderling overleg af te wijken van de regels van het Wetboek. Het is belangrijk om dit afwijkende karakter in gedachten te houden.

Het vruchtgebruik wordt gedefinieerd als een recht dat “de houder ervan het tijdelijke recht op het voorzichtig en redelijk gebruik en genot verleent van een goed dat toebehoort aan de blote eigenaar, in overeenstemming met de bestemming van dit goed en met de verplichting om het terug te geven aan het einde van zijn recht”

We zullen de impact van de hervorming op de drie sleutelmomenten van deze verbrokkelde structuur analyseren: (I) bij de vorming van het vruchtgebruik, (II) tijdens de looptijd en (III) bij het uitdoven van het vruchtgebruik.

I. VORMING
De verkrijging van het vruchtgebruik van een onroerend goed door een vennootschap en van de blote eigendom door haar bestuurder – een natuurlijk persoon –
vereist verhoogde waakzaamheid met betrekking tot de waardering van het vruchtgebruik.

 

Verder lezen? Download het volledige interview hieronder.

De verkrijging van het vruchtgebruik van een onroerend goed door een vennootschap en van de blote eigendom door haar bestuurder – een natuurlijk persoon – vereist verhoogde waakzaamheid met betrekking tot de waardering van het vruchtgebruik.


Ook interessant om te lezen

02/2024

Karel Plasman, expert in het bank en financiewezen

Een interview met expert in het bank en financiewezen met carrière bij Citi, Rabobank en Visa.

Lees meer

02/2024

Interview – TINC – The infrastructure company

TINC is een Belgische beursgenoteerde investeringsmaatschappij met infrastructuurprojecten in België, Nederland, Ierland en Frankrijk. We interviewen

Lees meer